De primaire eigenschappen van een ontwikkelingsvoorsprong
Zoals eerder gezegd is een onderdeel van hoogbegaafdheid of ontwikkelingsvoorsprong, de intelligentie. Er zijn twee belangrijke stromingen binnen intelligentie, namelijk: Robert Sternberg en Howard Gardner.
Sternberg omschrijft drie categorieën binnen intelligentie, namelijk analytische -, creatieve en praktische intelligentie. Met analytische intelligentie bedoelt hij het logisch nadenken en het goed kunnen onderscheiden van hoofd- en bijzaken. Creatieve intelligentie is het flexibel denken en de inventiviteit, maar ook verschillende elementen combineren en daarmee tot nieuwe ideeën komen. Als laatste omschreef hij de praktische intelligentie, waarmee enkele praktische ideeën in werkelijkheid worden omgezet.
Gardner zegt dan weer dat elke mens ten minste negen verschillende soorten intelligenties bezit. Al deze intelligenties samen noemt men meervoudige intelligenties. Het vermogen om te kunnen lezen, schrijven en communiceren noemen we de taalkundige intelligentie. Daarnaast is er ook nog de logische of mathematische intelligentie, of het vermogen om te rekenen en het gebruiken van cijfers volgens bepaalde regels van de logica. Ook muzikale-, ruimtelijke-, en fysieke intelligentie krijgen een plaats bij de negen soorten intelligenties. Bij muzikale intelligentie is er een sterk gevoel voor ritme en worden melodietjes en rijmpjes snel opgepikt. Verder is er de ruimtelijke intelligentie waarbij er een goede oriëntatie in gebouwen en wijken of waarbij het experimenteren met schetsen en ontwerpen wordt bedoeld. Met fysieke intelligentie wordt het vermogen om het lichaam te gebruiken voor zelfexpressie bedoeld. Het lichaam kan ook gebruikt worden als werktuig bij het leren. De interpersoonlijke intelligentie is het empathie tonen aan de gevoelens van anderen. De zevende intelligentie die hij beschrijft is de intrapersoonlijke intelligentie, of het vermogen tot zelfinzicht. Als laatste zijn er nog naturalistische en existentialistische intelligentie. Naturalistische intelligentie is het samenhangend kunnen denken, maar dan vooral gericht op milieu en natuur. Existentialistische intelligentie is het vermogen om helder na te denken over filosofische of spirituele vraagstukken. Het is moeilijk te bevatten wat deze intelligentie juist inhoudt. Daarom onderscheidt Gardner 3 verschillende existentialistische intelligenties, namelijk het spirituele met het oog op het kosmische, het spirituele als het bekomen van een bepaalde geestesgesteldheid zoals mindfulness en het spirituele als effect op anderen zoals leven volgens de bijbel of zoals Hitlers geloof in een perfect ras.
De secundaire eigenschappen van een ontwikkelingsvoorsprong
Er zijn geen éénduidige algemene gedragskenmerken waardoor je hoogbegaafde kinderen op vroege leeftijd kan herkennen. Toch kan het kind op lichamelijk vlak al vroegrijp zijn en begint hij al heel snel te kruipen, te stappen of te praten. Volgens Welling en Kieboom, kunnen er wel verschillende kenmerken zijn die doen vermoeden of een kleuter een ontwikkelingsvoorsprong heeft. Zo heeft het kind een sterk geheugen en een sterke concentratie. Deze jonge kinderen zijn nieuwsgierig, stellen veel vragen, zijn opmerkzaam en observeren vanuit verschillende situaties. Ze nemen ook sneller initiatieven en hebben een rijke fantasie. Daarbij onderzoeken, experimenteren en ontwerpen ze graag, maar bovenal zijn ze onafhankelijk van anderen. Deze kinderen kunnen goed logisch denken, zien relaties en verbanden tussen grotere patronen. Hoogbegaafde kinderen hebben een verhoogde staat van alertheid. Ze willen alles meekrijgen, zijn opmerkzaam en beleven de wereld heel intens. Dit maakt deel uit van wie ze zijn.
Kieboom en Venderickx omschrijven 7 kenmerken die hoogbegaafdheid typeren. Een eerste veelbesproken kenmerk is het hebben van een bovengemiddeld intelligentiequotiënt (IQ) van 130. Een hoog IQ hebben uit zich meestal op meerdere gebieden. Zo is het kind niet alleen heel talig, maar heeft het ook een voorsprong op bijvoorbeeld visueel-ruimtelijk inzicht. Montgomery stelt dat een IQ-score geen goede indicator is voor het meten van hoogbegaafdheid en dat hoogbegaafdheid veel meer is dan alleen een hoog IQ. Zo heeft het kind ook een grote leerhonger waardoor hij een bepaalde interesse tot in het detail kan uitleggen. Het kind is dan mentaal vroeg rijp en houdt zich bezig met heel verrassende dingen zoals bijvoorbeeld de namen van dinosaurussen of de planeten, letters en cijfers,…. Daarnaast zijn hoogbegaafde kinderen ook heel creatief en vinden ze het gemakkelijk om ‘out of the box’ te denken. Die creativiteit gebruiken ze om oplossingen te bedenken voor een probleem, wat maakt dat ze een groot probleemoplossend vermogen hebben. Hoogbegaafden bekijken een probleem vanuit verschillende invalshoeken en komen zo tot originele en creatieve oplossingen. Vervolgens zal een hoogbegaafd kind je er ook op wijzen dat je een belofte of afspraak niet nagekomen bent. Dit heeft te maken met hun groot rechtvaardigheidsgevoel. Hoogbegaafdheid kenmerkt zich ook in de gevoeligheid die het kind uit. Het kind maakt zich dan over veel dingen zorgen zoals de opwarming van de aarde, terreuraanslagen,….
Een hoogbegaafd kind kan ook op hoog niveau abstract denken en heeft een kritische ingesteldheid. Hierdoor stelt het kind veel vragen als ‘waarom, hoe kan het dat en waarvoor?’. Het kind gaat ook lang door met deze vraagstellingen. Tot slot is een hoogbegaafd kind meestal perfectionistisch en legt hij de lat enorm hoog voor zichzelf. Het kind vindt vaak zelf manieren om zichzelf iets aan te leren. Zo kan het kind soms lang niet praten, maar wanneer het dan toch begint te praten is het wel grammaticaal foutloos. Toch is er ook een keerzijde van perfectionisme. Er kan ook faalangst optreden omdat ze zichzelf hoge eisen opleggen en ze hebben te weinig geleerd hoe ze moeten omgaan met fouten maken. Hierdoor kan een kind zijn taken bewust op een lager niveau uitvoeren of zelfs niet doen omdat het bang is dat hij het niet zal kunnen. Daeter omschrijft nog een ander kenmerk, namelijk het al op jonge leeftijd beginnen nadenken over levensvraagstukken. Deze vraagstukken passen nog helemaal niet bij hun leeftijd, maar toch kunnen ze op terreinen als dood, oorlog, trouw en liefde al een behoorlijk inzicht hebben. Hierdoor tonen ze ook een grote belangstelling voor filosofie. Hoving-Huizing stelt nog dat hoogbegaafde kinderen veel energie hebben en dat dit gepaard gaat met weinig of juist veel slaap.
Een hoogbegaafd kind is op sociaal-emotioneel vlak ook al verder gevorderd dan een gemiddeld intelligent kind. Op sociaal vlak kunnen ze, wanneer ze in groepsverband werken, hun eigen belangen beter voorleggen aan dat van het geheel. Een kind met een ontwikkelingsvoorsprong kan het op sociaal vlak ook heel moeilijk krijgen. Dit omdat ze zich moeilijk kunnen inleven in de visie van hun leeftijdsgenoten. En ook andersom is dat vaak het geval, de leeftijdsgenoten begrijpen het hoogbegaafde kind niet. Hierdoor kan het kind onzeker worden en een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Het kind voelt zich onbegrepen en ontwikkeld sociale problemen. Hoogbegaafde kinderen stellen op de leeftijd van 4 à 5 jaar andere eisen aan vriendschappen dan hun leeftijdsgenoten. Zo praten ze liever een ruzie uit dan deze op te lossen door te duwen en te trekken. Wanneer dit gedrag door volwassenen niet opgemerkt wordt, kunnen deze hoogbegaafde kinderen foutief bestempeld worden als niet weerbaar genoeg. Dit terwijl het probleem zich juist niet daar afspeelt. Deze hoogbegaafde kinderen zien het als een afbreuk op hun vriendschap wanneer er getrokken en geduwd wordt met als resultaat dat ze ontgoocheld zijn in hun vriendschap met hun leeftijdsgenoten. Wanneer hoogbegaafde kinderen voortdurend onder hun niveau worden aangesproken, krijgen ze geen aansluiting bij leeftijdsgenoten. Het kind kan sociaal geïsoleerd raken omdat zijn verwachtingen en interesses op een ander niveau liggen. Op termijn lijken ze zich telkens minder goed te voelen in de klas omdat ze ernaar verlangen om als volwassene aangesproken te worden.
Hoogbegaafde kinderen kunnen zich ook precies inleven in de gevoelens van anderen. Ze hebben al op erg jonge leeftijd empathie ontwikkeld en hebben een groot gevoel voor rechtvaardigheid. Hierdoor voelen ze wereldproblemen zoals het milieu, oorlog, armoede, … heel intens aan. Dat maakt hen bezorgd, waardoor ze diepe emoties kunnen voelen. Voor deze kinderen is het belangrijk om contact te hebben met ontwikkelingsgelijken. Dit bevordert hun zelfvertrouwen en daardoor ontwikkelen ze een objectief zelfbeeld.
Maak jouw eigen website met JouwWeb