Handelingsgericht werken

“Handelingsgericht werken (HGW) beoogt de kwaliteit van het onderwijs en de begeleiding voor alle leerlingen te verbeteren. Het concretiseert kwaliteitsvol onderwijs en doeltreffende leerlingbegeleiding, zodat een schoolteam effectief kan omgaan met verschillen tussen leerlingen”.

Door de invoering van het M-decreet wordt er steeds meer gebruik gemaakt van HGW. De bedoeling van het M-decreet is namelijk dat alle reguliere scholen maatregelen treffen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften. Hierdoor kunnen de meeste kleuters zowel met als zonder beperking goed functioneren in het reguliere onderwijs. Scholen maken daarbij gebruik van de zeven uitgangspunten van HGW. Deze uitgangspunten vormen de essentie van HGW.

Het eerste uitgangspunt is doelgericht werken. Hierbij wordt elke handeling of stap ondernomen in functie van een doel. De onderwijsbehoeften van het kind staan hierin centraal. Dit omvat zowat alles wat een kind nodig heeft om doelen te bereiken. In dit uitgangspunt wordt nog geen onderzoek verricht, tenzij om de gegevens van een kind meer aan te vullen.

In het tweede uitgangspunt geeft men aan dat het gaat om afstemming en wisselwerking. Hiermee wordt bedoeld dat kinderen steeds ontwikkelen in interactie met hun omgeving. Het gaat dus niet enkel om de kleuter, maar ook om zijn interactie met klasgenoten, de onderwijzers, de school en zijn ouders. Ook tussen de school, de onderwijzer en de ouders is er onderling interactie. In dit uitgangspunt vraagt de onderwijzer zich af wat goed gaat en wat problematisch is. Het is dan ook belangrijk dat al deze wisselwerkingen goed geanalyseerd worden zodat kan achterhaald worden hoe de communicatie veranderd en verbeterd kan worden. Zo kan er sneller een oplossing gevormd worden voor bepaalde problemen.

Als derde uitgangspunt haalt men aan dat ook de leerkracht ertoe doet. Zij bieden namelijk kwaliteitsvol onderwijs waarmee ze een cruciale bijdrage leveren aan de positieve ontwikkeling van de leerlingen. Hier wordt de belangrijke rol van de leerkracht zichtbaar gemaakt. De leerkracht is namelijk de persoon die passend onderwijs kan maken en de verschillende mogelijkheden tot handelen toepast. De onderwijzer schat de beginsituatie van elke kleuter goed in en probeert op die manier de onderwijsbehoeften te vervullen. Daarnaast moet de onderwijzer zich ook afvragen wat zijn eigen behoeften zijn. Zo werden er enkele hulpzinnen opgesteld om de onderwijsbehoeften van de onderwijzer weer te geven.

In het vierde uitgangspunt ligt de focus op dat wat al wel goed gaat. De onderwijzers bouwen met een plan van aanpak de positieve aspecten verder uit. Zo worden de kinderen, de ouders, de leerkrachten en de school aangesproken op hun sterke punten en wordt een tegengewicht geboden op het negatieve beeld. Kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong moeten dus uitgedaagd worden op de gebieden waarin ze al goed kunnen presteren. Daarin zijn de talenten, de kwaliteiten en de interesses van de kleuter, maar ook de ouders en de onderwijzer zelf van groot belang. Alleen zo kan er gezocht worden naar een goede aanpak. Wanneer de onderwijzer bijvoorbeeld ziet dat het kind goed presteert bij knutselopdrachten, kan hij voor een creatievere aanpak kiezen bij andere ontwikkelingsdomeinen.

Als vijfde uitgangspunt is er het constructief samenwerken. Hiermee wordt bedoeld dat  samenwerking tussen ouders, de school, de leerkrachten en het kind zelf noodzakelijk is. Door de ouders te betrekken krijgen zij een gevoel van appreciatie voor hun ideeën. Alleen op deze manier krijg je toegang tot soms heel belangrijke informatie. De ouders zijn namelijk de ervaringsdeskundigen die hun kind het best en het langst kennen. De leerkracht daarentegen is de onderwijsprofessional die de sterke en de zwakke punten van het kind kent. Een goede communicatie tussen beiden zal ook een goede aanpak kunnen betekenen voor het kind.

Het zesde uitgangspunt is het doelgericht werken. In dit uitgangspunt wordt bekeken waar ze juist naartoe willen werken en wat ze daarvoor nodig hebben. De onderwijzer kan voor het opstellen van goede en haalbare doelen, gebruik maken van SMARTI. SMARTI staat voor specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden en inspirerend. Specifiek is datgene wat we willen bereiken op een concrete en duidelijke manier gesteld. Meetbaar wil zeggen dat wat de onderwijzer wil bereiken objectief is zodat de onderwijzer kan nagaan of het doel bereikt is. Zo controleert de onderwijzer of zijn doelen haalbaar zijn voor dit kind binnen een bepaalde termijn. Acceptabel staat voor alle betrokkenen zoals de onderwijzer, maar ook het kind, de ouders en eventueel externen zoals CLB. Ook zij moeten de aanpak zien zitten en het nut ervan inzien. Met realistisch wordt bedoeld dat het doel haalbaar en uitdagend moet zijn, maar niet te hoog gegrepen zodat het kind gemotiveerd blijft. Tijdsgebonden wil zeggen dat de start- en einddatum bekend zijn. Hier zullen de kleinere, snellere en haalbare doelen het meeste kans maken om te slagen. Inspirerend wil dan weer zeggen dat de leerkracht het kind genoeg moet kunnen inspireren, maar dat de onderwijzer zijn inspiratie ook ergens vandaan moet kunnen halen.

Het zevende en laatste uitgangspunt is systematisch en transparant. Dat wil zeggen dat onderwijzers de systematiek van alle werkwijzen en uitgangspunten bewaken door het invullen van checklists en formulieren. Deze checklists en formulieren zijn nooit een doel op zich, maar worden eerder gebruikt als geheugensteuntje. De school neemt een open houding aan over wat er reeds ondernomen werd, alsook waar de onderwijzer of de school nu mee bezig is en wat er verwacht wordt in de toekomst.