Versnellen

Versnellen betekent het overslaan van een klas of zelfs meerdere klassen, maar ook eerder toegelaten worden tot het basisonderwijs. Hoogeveen deed in 2008 onderzoek naar versnelling en daarin heeft zij kunnen aantonen dat versnellen altijd zinvol is als dit goed wordt aangepakt. Toch blijft het overslaan van klassen een uitzondering. Kieboom stelt dat er drie voorwaarden zijn om op een succesvolle manier te versnellen. De eerste voorwaarde is dat de reden van versnelling niet uit het oog verloren wordt. Het is dus nog absoluut noodzakelijk om voor een goede opvolging te zorgen. Ook zal een goede verbreding van differentiatie binnen de klas nog nodig zijn. Een tweede voorwaarde die zij stelt is dat de versnelling als school correct moet aangepakt worden. Er moet genoeg contact zijn met zowel de kleuter als zijn ouders en de ouders moeten daarbij voldoende geïnformeerd worden over wat een versnelling inhoudt. Tot slot stelt zij dat er eventueel extra maatregelen moeten genomen worden. Zo kan een kind reeds op voorhand getest worden in hoeverre hij de leerstof al beheerst. Dit kan door gebruik te maken van een  leerlingvolgsysteem dat bedoeld is voor kleuters of leerlingen uit een hoger jaar. Toch is er ook een addertje onder het gras, want zelfs bij een ongunstig advies van het CLB en de leerkracht, kunnen de ouders toch beslissen om hun kind te laten versnellen.

Op sociaal-emotioneel vlak kan versnellen zowel positief als negatief opgevat worden. De kleuter moet dan wel zijn vrienden en leeftijdsgenoten verlaten, maar hij komt wel terecht bij ontwikkelingsgelijken. In de praktijk kiest het kind met ontwikkelingsvoorsprong of hoogbegaafdheid vaak zelf al vrienden uit die iets ouder zijn dan zijzelf. Ze gaan liever om met ontwikkelingsgelijken en dan speelt de kalenderleeftijd weinig rol.

Kieboom haalt in haar boek ook aan dat versnelling vaak ook maar een tijdelijke oplossing is. De kleuter wordt nu wel uitgedaagd, maar kan na een bepaalde periode ook weer hervallen in zijn vorige patroon. Het kind met ontwikkelingsvoorsprong gaat zich terug vervelen en kan daardoor ook terug een slechte werkhouding aannemen. Om problemen als deze te vermijden, moet elke leerkracht een verbredingstraject voorzien. Zo kan het zijn dat wanneer een kleuter de derde kleuterklas overslaat, hij al zeer goed kan rekenen maar nog niet heeft leren schrijven. Het is dan de taak van de leerkracht om voor wiskunde te differentiëren naar boven en voor schrijven te differentiëren naar beneden. De kleuter zal ook nog moeten kennismaken met contractwerk en moet leren om zijn huiswerk te maken. Een uitgebreide introductie en begeleiding van de leerkracht zijn daarbij noodzakelijk. De leerkracht waar het kind met ontwikkelingsvoorsprong bij terechtkomt moet ook een positieve ingesteldheid hebben en mag de ontwikkelingsvoorsprong niet als een luxeprobleem zien.

 

Uit onderzoek is gebleken dat in 2004 slechts 1% van de Vlaamse schoolpopulatie versnelde. In 1957 was dit nog 3%. Deze daling is te wijten aan het verstrengen van de voorwaarden rond versnellen, maar ook de verbetering van differentiatie binnen de eigen klas.

Percentage versnelde leerlingen in Vlaanderen (Van de Cloot & Van Keirsbilck, 2016)