'Our education system. (Imgur, 2012)
Differentiatie
Op deze cartoon is te zien hoe ons onderwijssysteem eruit zou zien als leerkrachten niet zouden differentiëren. Het ontwikkelingsdoel is in dit geval de boom en de dieren zijn te vergelijken met onze kleuters. Ieder kind met zijn eigen kenmerken.
Kieboom maakt in haar boek gebruik van deze cartoon om aan te tonen hoe differentiatie in het dagelijkse schoolgebeuren in zijn werk gaat. De vis staat voor alle kinderen die buiten het reguliere onderwijs terechtkomen. Voor de vis is het namelijk onmogelijk om de boom te beklimmen vanwege zijn ‘beperking’. De boom beklimmen zal ook voor de olifant een lastige taak zijn. Onderwijzers kunnen voor dit dier wel op zoek gaan naar een stevige boom met lage takken waardoor de olifant toch een beetje kan klimmen. Hierdoor kan de olifant toch in het reguliere onderwijs terecht omdat er naar beneden wordt gedifferentieerd.
De aap kan de boom wel zonder moeite beklimmen maar leert hier niets uit bij. Dit dier staat voor alle kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Er wordt zelden naar boven toe gedifferentieerd. Voor de aap kan zijn leerhonger gestild worden door een hogere boom of een boom met minder takken. Bovendien lopen ze het risico om uiteindelijk in een ‘hangmat’ te belanden. Die ‘hangmat’ kan vergeleken worden met kleuters die in de klas hun energie niet voldoende hoeven te gebruiken of de kleuters met ontwikkelingsvoorsprong die geen uitdagingen meer durven aangaan. Het is aan de onderwijzer om de nodige maatregelen te treffen en te differentiëren volgens de kenmerken van ieder kind.
Hoe eerder men op school begint met het aanpassen van het aanbod naar de behoeften van het kind, hoe beter. Een eerste stap naar een goede differentiatie is kijken naar het kind en aanbieden wat het aankan, los van zijn leeftijd. Als blijkt dat het kind toch meer uitdaging nodig heeft, kan daar in elk geval snel op ingespeeld worden.
Vygotsky heeft in 1962 een theorie opgesteld waar tot vandaag in het onderwijs nog op wordt gesteund. Deze theorie heet de zone van naaste ontwikkeling en heeft betrekking op alles wat een kleuter nog niet zelfstandig en autonoom uitvoert, tenzij met de nodige interactie en ondersteuning van de kleuteronderwijzer. Een kleuteronderwijzer die differentieert, moet ten allen tijde rekening houden met deze zone van naaste ontwikkeling.
Vygotsky’s zone van naaste ontwikkeling (Van Eyen, 2017)
Behalve differentiatie kan ook een verrijkingsprogramma binnen de klas worden aangeboden. Dit houdt in dat er meer educatieve ervaringen worden aangeboden, zonder dat het kind naar een hoger schooljaar moet. Een verrijkingsprogramma kan zowel binnen de grote groep zijn als individueel. Een groot voordeel van een verrijkingsprogramma is dat het kind met ontwikkelingsvoorsprong zich meer en beter integreert binnen de leeftijdsgroep. Bovendien kunnen zij ook mee ingezet worden om zwakkere kinderen te helpen. Toch zijn er ook valkuilen binnen een verrijkingsprogramma. Er moet gelet worden op het feit dat er niet te veel herhaling mag zijn voor een kind met ontwikkelingsvoorsprong. Het curriculum moet uitdagend blijven, anders kan het kind afhaken. Wat ook zeer jammer is voor het kind, is het ontbreken van ontwikkelingsgelijken. Verrijking heeft vooral betrekking op de breedte en diepte van de leerstof. Men kan ook nader inspelen op bijzondere interessegebieden van kleuters met ontwikkelingsvoorsprong. Kleuters met ontwikkelingsvoorsprong weten vaak al erg veel over astronomie, archeologie, muziek, ruimtevaart en informatica. Deze thema’s kunnen ook kinderen met ontwikkelingsvoorsprong enorm boeien.
Maak jouw eigen website met JouwWeb